Vince Donders (NL)
Danny Foolen (NL)
Annemarie Slobbe (NL)
Marthe van de Grift (NL)
Wouter van der Laan (NL)
Janine van Oene (NL)
Johnny Wiekhart (NL)
Met de tentoonstelling Promising staat PARK stil bij het tienjarige bestaan van Kunstpodium T en het langlopende Apprentice Master project. Onder begeleiding van honderdvijftig meesters passeerden meer dan vijfhonderd jonge talenten de revue. Voor PARK was dit aanleiding om hieruit op subjectieve wijze zeven veelbelovende jonge kunstenaars te selecteren en deze een podium te bieden.
Opening op zaterdag 19 mei om 16.00 uur door Jeroen Bosch, oprichter en hoofdredacteur van Trendbeheer.
Bij de tentoonstelling schreef Rebecca Nelemans onderstaande tekst: Als er een gemene deler is in de tentoonstelling, dan is het die van de onderzoekende en aftastende houding van de jonge makers. Op zoek naar eigenheid nemen ze niets als vanzelfsprekend, en zeker de kunst niet. Dit is duidelijk een generatie kunstenaars die opgroeide met het moderne dogma van maakbaarheid. Ze stellen er het eenvoudige en kwetsbare ‘zijn’ tegenover.
Het werk van Vince Donders (1991) roept zowel de gravures van Giovanni Battista Piranesi als het duistere filmdecor van Blade Runner in herinnering. Hij toont ons een onheilspellend en macaber toekomstbeeld: het is er donker, vies, vervallen en uitgestorven. In zijn tekeningen gebeurt dat nog vrij illustratief, maar de installaties met hout, technologisch afvalmateriaal en druipende teer, worden steeds abstracter en moeilijker te duiden. Donders schetst ons schrijnend hoe we de wereld van morgen vorm aan het geven zijn.
Danny Foolen (1985) bevraagt in installaties met schaalmodellen en fotografisch materiaal het gegeven ´ruimte´. Hij stapelt fragmenten van maquettes (groot) op elkaar in een zaal om zo de zwaartekracht te tarten, of stopt ze (klein) in een doos als opgeslagen mogelijkheden voor later. Hij plaatst reconstructies van hoeken omgekeerd in diezelfde hoek, of in een andere, en maakt ons zo bewust van de ruimte waarin we ons bevinden en die we gewoonlijk nauwelijks meer bewust waarnemen.
De manier waarop wij gehecht zijn aan een bepaalde vaas of kandelaar en hoe we die een plek geven in onze interieurs, dat is waarover Janine van Oene (1988) zich verwondert. In krachtige maar sensuele kwaststreken laat ze zich voor deze tentoonstelling inspireren door het fenomeen ‘fontein’: het is een architectonische en tegelijkertijd decoratief sculpturale vorm, die we in allerlei culturen zowel in privétuinen als op openbare pleinen terug zien.
Annemarie Slobbe (1990)werkt vanuit een grote aandacht voor begrippen als ‘oneindigheid’, ‘leegte’, ‘ruimte’ en ‘tijd’. De beschouwer krijgt een haast filmische beweging te zien die digitaal aandoet als hij of zij van standpunt verandert. Dichter bij ontwaart men echter dat het werk op minutieuze wijze met kleine penseelstreken of potloodstreepjes tot stand is gekomen, terwijl de kunstenaar zonder sturing het materiaal volgde.
Marthe van de Grift (1990) werkt vanuit een kinderlijke verwondering: "hoe bepaalde dingen voor ons zo logisch zijn, alleen maar omdat we er niet meer over nadenken.” Met een ander standpunt, een ander ‘omgaan met’ daagt ze de kijker uit tot een spel met hardnekkige denkpatronen. Zo poogt ze “de harde grondvesten van ons intellect een klein beetje te verkruimelen."
Wouter van der Laan (1993) breidde de eenvoudige handeling van een penseelstreek met olieverf al snel uit naar acrylverf, spuitverf, het zagen van hout, tekenen, printen en het gebruik van alledaagse voorwerpen. Zo creëert hij een berg materiaal waaruit hij bij elke tentoonstelling op collageachtige wijze opnieuw een installatie componeert. Alsof hij steeds opnieuw – en in een continue stroom van beeldend denken – voor zichzelf moet uitvinden wat een kunstwerk is, of wanneer een compositie geslaagd is.
Ook Johnny Wiekhart (1994) begeeft zich op het grensvlak tussen twee- en driedimensionaal werk: zijn schilderijen worden reliëfs aan de wand, komen vervolgens van de muur en worden object. De nieuwste stap is die van beweging en daarmee tijd. In deze tijd – waarin we door het internet het gevoel krijgen dat alles maakbaar en binnen handbereik is – vormt een soort van digitale schaduw iemands identiteit. Tegenover die alledaagse surrealiteit plaatst Wiekhart concrete abstracties waarin hij juist de tastbare kwaliteiten van materialiteit onderzoekt.
Klik hier voor de zaalbrief.
In de media: